advertentie
70 jaar na de watersnoodramp: ‘We hebben in Schiedam geluk gehad’
Cok Boes (77) kan zich nog goed herinneren hoe hij als zevenjarig jongetje de Watersnoodramp van dichtbij meemaakte. Het woord ramp is wat overtrokken, vindt hij. “Er zijn hier gelukkig geen doden gevallen. We hebben in Schiedam geluk gehad.”
door Tjerk van der Ende
Cok Boes (77) kan zich nog goed herinneren hoe hij als zevenjarig jongetje de Watersnoodramp van dichtbij meemaakte. Het woord ramp is wat overtrokken, vindt hij. “Er zijn hier gelukkig geen doden gevallen. We hebben in Schiedam geluk gehad.”
Zeventig jaar geleden ging Cok op bezoek bij zijn grootouders op de Voorhavenkade. Zijn opa Kees van Mourik had een mandenmakerij aan deze kade. De kade komt regelmatig onder water te staan, maar in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 komt het water iets hoger.
“We gingen altijd een dubbeltje halen bij onze grootouders” vertelt hij. Zo trok Cok samen met zijn broer ook op zondag 1 februari naar de Voorhaven. “Hoe moet dat nou? Opa en oma zitten daar in het water.” Toch besluiten ze langs te gaan.
Handen wassen uit het raam
Na het omzeilen van de havendienst lukt het de twee bij hun grootouders aan te komen. “We konden onze handen wassen vanuit het raam”, vertellen Coks grootouders als hij hun woning, het huis waar Cok zelf geboren is, hebben bereikt.
Alleen bakkerij Korpershoek leek voorbereid op het serieuze hoge water van de beruchte watersnoodramp. Hun vloedplanken waren extra hoog om de machines in de bakkerij te beschermen. Van Mourik was minder goed voorbereid. Het pakhuis waar de mandenmakerij in huisvestte liep onder water. “De manden dreven door de wijk”, vertelt Cok na.
Geen roeibootje
Al met al voltrekt de grootste ramp zich in Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden. Schiedam blijft een hoop ellende bespaart. Voor zover bekend vallen er geen slachtoffers in de jeneverstad. “Heel veel mensen denken dat het in de Gorzen zelf heel hoog werd”, zegt Cok. “Dat is niet zo. Ze kwamen je hier niet met een roeibootje redden.”